Rijm is van oudsher een effectieve manier om tekst te verlevendigen en vooral beter onthoudbaar te maken. We kennen verschillende soorten rijm en daarvan is eindrijm ons het meest vertrouwd. Dat is wat we toepassen in Sinterklaasgedichten en reclameslogans. Ook de intensivering kent het eindrijm, al komt het niet erg vaak voor. Voorbeelden zijn: een kloek boek; kersvers; puur natuur. Intensiverende vergelijkingen rijmen soms ook, zoals nat als een kat en rood als een kroot (kroot is streektaal voor ‘rode biet’). Sommige zijn vrij recent: high als een papegaai en murw als een smurf. Uit België kennen we zat als een patat, waarbij de rijmdwang het duidelijk heeft gewonnen van de logica.

Veel vaker komt stafrijm of alliteratie voor: niet de eindklanken van de woorden komen overeen, maar de beginmedeklinkers. Voorbeelden zijn: brutaal als de beul; duimendik; groen als gras; huizenhoog; klaar als een klontje; plat als een pannenkoek; scherp als een scheermes; supersnel; stokstijf; vliegensvlug; wagenwijd; zijdezacht.
De rijmvorm die het minst opvalt, is het zogenoemde klinkerrijm of assonantie. In die gevallen komt alleen de klank van de klinker overeen, zoals in: bomvol; broodnodig; dood als een dodo; in geuren en kleuren vertellen; schijten als een reiger.