Voer een zoekwoord in:

Alfabetische lijst

A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | L | M | N | O | P | Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z

---

schatrijk (veel gebruikt)

1. Die uitzending gaat over gewone mensen die van de een op de andere dag schatrijk worden, meldde een woordvoerder van de Evangelische Omroep donderdag.
2. Die persoon waar jij op doelt is er schatrijk mee geworden. Dus een mongool zou ik hem niet willen noemen. Crimineel oke maar een mongool nee.
3. Hedwig komt uit een schatrijke (blanke) familie: haar vader is een importeur van exclusieve paardenspullen en daardoor heeft Hedwig met haar vader en moeder over de hele wereld gereisd en heeft ze overal gewoond.