Intensiveringen, vergelijken en overdrijven in het Nederlands - t/m juli 2023
Alfabetische lijst
A |
B |
C |
D |
E |
F |
G |
H |
I |
J |
K |
L |
M |
N |
O |
P | Q |
R |
S |
T |
U |
V |
W | X | Y |
Z
elkaar in de haren vliegen, ruziƫn; vechten (veel gebruikt)
- Vanuit het niets vlogen beide teams elkaar in de haren. Trainers en grensrechters renden het veld in om de beide partijen te scheiden.
- In een slechte bui kan het ook voorkomen dat ze elkaar in de haren vliegen, maar een groepsknuffel maakt dit al snel weer goed.
- De twee generaties die het meest geneigd zijn elkaar in de haren te vliegen zijn de babyboomers en Generatie X.