Voer een zoekwoord in:

Alfabetische lijst

A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | L | M | N | O | P | Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z

---

zielsblij (veel gebruikt)

1. Max is er zielsblij mee, want hij herkent in de prenten de hemel uit zijn dromen.
2. Ik ben zielsblij dat ik niet meer naar Hilversum moet. De laatste jaren kreeg ik een steeds grotere hekel aan de televisiecultuur.
3. Erg mooi dus, en je ziet dat die gasten op het podium zich amuseren als zielsblije kinderen, die blij zijn dat ze muziek mogen maken.